Onafhankelijk
Na een paar dagen gaat het infuus eruit en spuit de verpleging de insuline in een van mijn benen. Dat moet ik zelf ook leren. Ik kijk naar die bonenstaken. Vergeleken met mijn benen, lijkt mijn buikmeer op een kussentje wat ik lek prik. Als ik in mijn benen een naald zet, ben ik als de dood dat mijn vel, net als glas, in honderdduizend stukken breekt
‘Net als bij je buik, pak een huidplooi,’ zegt de verpleegster.
Ik vraag mij af welk been het minst pijnlijk gaat voelen. Het maakt qua dikte niet uit, het gaat om het idee welk het best bestand is tegen iets scherps. De verpleegster begint mij aan te moedigen: ‘Kom op, hoe langer je kijkt des te lastiger het wordt.’
Er is maar één manier om hier weer weg te mogen en dat is geheel zelfstandig kunnen spuiten. Niet nadenken, verstand op nul en zetten dat ding. Alleen welk been?
‘Doe eerst maar rechts,’ zegt de verpleegster. Ze merkt mijn aarzeling.
‘Pak maar die spuit.’
Ze heeft de voorbereiding al getroffen, zelf hoef ik het reservoir niet te vullen.
‘Pak je huid samen, maak er een mooie plooi van.’
Een mooie plooi, echoot het na in mijn hoofd, hoe bedenkt ze het? In mijn linkerhand een spuit en in mijn rechterhand
die plooi, ik breng beide samen. Ik spuit en denk alleen maar: dit moet ik de volgende keer anders doen. Met de spuit in mijn rechterhand zal het veel makkelijker gaan.
‘Weer een stap dichter bij huiswaarts,’ zegt de verpleegster enthousiast. De tranen rollen over mijn wangen van de spanning, maar ook van trots. Ik krijg de controle over mijn eigen lijf terug.